Categorie archief: Opvoeding en training

Blog is verhuisd!

Dit blog is (inclusief alle artikelen) verhuisd naar een andere website!
Hier zullen geen updates meer komen, wel op deze site!

http://www.moniquebladder.nl

Bedankt voor je bezoek en hopelijk tot ziens op mijn nieuwe site!

 

Wat bepaalt hoe honden reageren ten opzichte van ons?

In hondenland wordt volop gediscussieerd over dominantie. Mijn visie daarover heb ik uitgebreid toegelicht in deze twee artikelen over dominantie en de leider of de baas. Concluderen dat dominantie niet zo’n enorme rol speelt in het hondenleven als tot voor kort werd aangenomen is één ding, maar wat is het alternatief? Want wetenschappers en andere deskundigen zijn het er over eens dat er voor een sociaal dier als de hond wel “iets” moet zijn dat belangrijk is voor de relaties onderling.

Op dit moment wordt er in de wetenschappelijke literatuur veel gesproken over “resources”. Je zou in het Nederlands de term “rijkdommen” kunnen gebruiken, maar ik geef er de voorkeur aan om de Engelse term te hanteren.  Deze resources spelen een belangrijke rol binnen de relaties die honden aangaan met andere huisgenoten; mensen, honden maar ook andere dieren.

Een resource is iets wat voor de hond belangrijk is. Dit kan van alles zijn; eten, drinken, een droge slaapplaats. Maar ook een seksuele partner, een speeltje of een specifieke plek. Hoe belangrijk het voor de hond is, is afhankelijk van de situatie en van het karakter van de hond. Het Resource Holding Potential is een wetenschappelijk model, dat al in 1974 geintroduceerd werd (door Parker). Het komt erop neer dat een hond (of ander dier) een inschatting maakt hoe groot zijn kans is om een bepaalde resource te krijgen of te houden. Dit zou hij doen op basis van factoren als grootte, leeftijd, sterkte etc. Aan de hand van een bijna wiskundig model zou je kunnen berekenen hoe groot de kans is dat de ene partij het wint van de andere partij. Volgens een meer recente theorie is het allemaal simpeler.

Hoe belangrijk een resource voor een hond is én wat hij geleerd heeft over zijn tegenstander, bepalen hoe een hond reageert in interactie met een ander. Dat zegt tenminste John Bradshaw in zijn reviewartikel Dominance in domestic dogs – useful construct or bad habit? en in zijn boek Dog Sense.  Hoe honden met elkaar omgaan of met ons, is gebaseerd op wat ze graag willen hebben of houden en op wat de ander in het verleden gedaan heeft.

Een voorbeeld van hoe resources de relatie tussen hond en mens kan bepalen. Stel; de favoriete ligplek van de hond is de bank. Die bank is belangrijk voor hem, het is een resource. Maar het is ook een resource voor de eigenaar, die ook graag op die bank wil zitten. Als de eigenaar wil dat de hond van de bank af gaat, bepalen in eerste instantie twee factoren hoe de hond reageert.
De eerste is de belangrijkheid; hoe graag wil de hond op de bank blijven liggen? Is dat zo belangrijk voor hem dat hij eventueel agressie in wil zetten om die resource te verdedigen? De tweede factor die meespeelt is de leerervaring. Het kan zijn dat de hond geleerd heeft dat de eigenaar hem op de bank laat liggen als de hond gromt. Of dat de eigenaar boos wordt als de hond gromt.

Behalve resources en leerervaringen, spelen ook individuele karakters  (van hond en mens) en de onderlinge band tussen de verschillende huisgenoten een belangrijke rol in hoe met elkaar wordt omgegaan. Volgens Bradshaw bepalen de resources en de leerervaringen uiteindelijk de hierarchie binnen een huishouden. Die hierarchie is overigens geen vaststaand feit. Er zijn immers voor hond en mens diverse resources die het aangaan van een conflict niet waard zijn.

Hoe passen de resources in de visie dat dominantie niet zo’n grote rol speelt als lang gedacht werd?  De hond die dominant genoemd werd/wordt, is in veel gevallen een hond die meerdere resources belangrijk vindt. Andere honden of mensen die ook een poging doen de beschikking te krijgen over deze resources, krijgen te maken met een reactie van de hond. Meestal in een zelfverzekerde houding, omdat de hond in het verleden geleerd heeft dat die houding en eventueel ander gedrag hem het meeste opleveren.

Wil je meer lezen over dit onderwerp, dan zijn dit goede tips:
– Bradshaw et al. (2009) Dominance in domestic dogs – useful construct or bad habit? Journal of Veterinary Behavior, 4, 135-144
– Bradshaw, John. Dog Sense
Hattinga van ‘t Sant. Het dominantie-model. Hondenmanieren 2010, nr 11 en 12, 2011, nr 1 en 2

Dit artikel is geschreven door Monique Bladder, holistisch kynologisch gedragstherapeut. Interesse in het onderwerp dominantie? Kom dan naar de lezing over dominantie in februari of mail monique@teamdier.nl om een lezing op locatie te organiseren.

Verlatingsangst? Doe er iets aan!

Het is een groot probleem, van welke kant je het ook bekijkt. Een hond die niet alleen kan zijn. Als eerste is het voor de hond enorm stressvol en dus ongewenst. Als eigenaar is het ook geen pretje. Je hebt een zere buik als je even weg moet en vreest het moment dat je weer je huis in stapt. Want wat zal er nu weer gebeurd zijn? Vergeet niet de impact voor omgeving; een continu blaffende buurhond is bijzonder irritant.

Verlatingsangst kan zich op een aantal manieren uiten; blaffen/joelen, spullen vernielen en/of onzindelijkheid.Dit zijn symptomen die in de regel wel snel worden opgevangen door de eigenaar (al dan niet afhankelijk van een klagende buurman). Wat minder duidelijke symptomen zijn niet eten/drinken of apatisch zijn als de eigenaar niet aanwezig is. Ik adviseer pupeigenaren om in de eerste periode en ook nog enige tijd daarna geregeld video-opnames te maken tijdens de afwezigheid, om een goed beeld te krijgen over de capaciteit van de hond om alleen te zijn.

Cijfers uit Engeland geven aan dat maar liefst 15% van de honden verlatingsangst heeft. Zo’n vijftig procent van de honden zou enige signalen afgeven het moeilijk vinden om alleen te zijn, zonder dat het direct problemen veroorzaakt. . Ik vind het schokkende cijfers, maar ze zijn wel goed te verklaren.

Honden zijn sociale dieren. Dat betekent dat ze grote waarde hechten aan relaties met anderen. Eén van de karakteristieken van honden is dat ze die relatie niet per definitie aangaan met een andere hond, maar dat ze zeer goed in staat zijn om zo’n belangrijke relatie aan te gaan met de mensen in zijn omgeving. Het verklaart volgens John Bradshaw (auteur Dog Sense) waarom de domesticatie van honden zo snel en succesvol is verlopen.

Het belang van een sociale relatie met zijn omgeving heeft een aantal gevolgen. Alleen zijn is voor een hond onnatuurlijk en geeft hem een onveilig gevoel. Het is een vaardigheid die hij moet verkrijgen, moet aanleren dus. Dat is de reden dat het erg onverstandig is om een pup aan te schaffen zonder dat er minstens enkele weken er altijd iemand in huis is. In die weken kun je met de juiste training een pup leren dat alleen zijn niet gelijk staat aan onveiligheid en dat hij dus niet bang hoeft te zijn.

De sociale relatie zorgt ervoor dat een hond zich aan zijn eigenaar hecht. In de basis is daar natuurlijk niets mis mee; we willen graag band met onze hond. Maar voor sommige (blijkbaar relatief veel) honden is die aanhankelijkheid synoniem aan afhankelijkheid. Ze vinden het moeilijk tot op bepaalde hoogte zelfstandig te zijn. Ze hebben hun eigenaar in hun omgeving nodig om zich veilig te voelen.

Verlatingsangst is een probleem dat vooral met veel training in goede banen geleid kan worden. De hond leert tijdens die training dat het alleen zijn ook positief kan zijn én in elk geval geen reden is tot ongerustheid. Vaak wordt de tip gegeven om de hond langzaam maar zeker meer alleen te laten, maar als er sprake is van verlatingsangst, is dat niet voldoende. Er moet bovendien een gevoel van veiligheid gecreeerd worden, zodat de angst geen kans krijgt de kop op te steken.

Alles wat voor de hond een teken kan zijn dat de eigenaar weg gaat, moet minder belangrijk worden door bv. letterlijk honderden keren de sleutels te pakken zonder weg te gaan. De hond ontkoppelt dan de associatie sleutels=eigenaar weg. Voor de hond kunnen een heleboel signalen een aanwijzing zijn, dus een gegronde analyse is noodzakelijk. Daarna moet weer aangeleerd worden dat die signalen ook iets positief kunnen opleveren (counterconditionering).

Andere zaken die in de training belangrijk zijn, zijn lichaamstaal, het zelfstandiger laten worden van de hond en de opbouw van de tijd waarin de hond alleen is en zich veilig voelt. Voor de ene hond ligt de start bij 1 minuut maar veel vaker begint het met 10 seconden en vandaar uit wordt het met een interval-schema (dus niet bv. 1, 2, 4, 6 minuten maar 1, 3, 2, 1, 5, 2, 4 etc.) uitgebouwd.

Training is basisvoorwaarde nummer één om het probleem op te lossen. Het kan aangevuld worden met een DAP (Dog Appeasing Pheromone). Dit zijn syntetische stoffen die de hond doet denken aan de stoffen die een teef afscheidt als ze pups heeft. Het geeft de honden waarschijnlijk een veiligheidsgevoel. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat ondersteuning met een DAP in ongeveer 75% van de behandelingen tegen verlatingsangst effect heeft.

Vanzelfsprekend zijn er ook diverse natuurlijke middelen in te zetten als ondersteuning van de training om verlatingsangst op te lossen, zoals homeopathie, Bach Bloesem of kruiden. Overigens tot in redelijke mate. Als eigenaar moet je niet willen dat een hond die moeilijk alleen kan zijn, dat ook uren achter elkaar moet. Zo’n hond is het alleen zijn te leren, maar een halve dag is meestal de grens van dergelijke honden.

Verder zijn tips als “neem er een hond bij” of een blafband verre van verstandig. Het is heel aannemelijk dat een hond met verlatingsangst zich onveilig voelt zonder de eigenaar; de aanwezigheid van een andere hond helpt daar niets aan. Een blafband lost het probleem voor de eigenaar (misschien) en buren op, maar de hond ondervindt ontzettend veel stress. Geen oplossing dus. Training is de enige echte methode om het op te lossen.

Dit artikel is geschreven door Monique Bladder, holistisch gedragstherapeut. Meer weten? Mail dan naar monique@teamdier.nl en schrijf je in voor de nieuwsbrief!

Voerbak verdedigen; meestal onze eigen schuld!

Gromt de hond als hij aan het eten is en je komt in de buurt? Of hij eet een botje en verstijft helemaal als je langs zijn mand loopt? Dit gedrag, voerbaknijd of -agressie is een geregeld voorkomend probleem. Gedrag waarbij de eigenaar vaak een grotere rol speelt dan dat die persoon zich vaak realiseert.

Het grommen ontstaat vaak als reactie van een “oefening” van de eigenaar. Die wil graag dat het geen problemen oplevert als iemand de voerbak of een botje van de hond weghaalt en gaat dit oefenen. Met als resultaat het volkomen tegenovergestelde van wat je wilt; een grommende hond bij de voerbak. Maar als je er goed over nadenkt, is dat geen rare reactie!

Stel: je zit na een maandenlang dieet in je favoriete restaurant en bestelt je favoriete gerecht dat je al die tijd niet mocht eten. Als het voor staat en je net een hap wilt nemen, komt de ober langs en die haalt het zo onder je neus vandaan. Je bestelt opnieuw en een tweede keer herhaalt het gebeuren zich. Als je de derde keer besteld hebt en je ziet dezelfde ober jouw kant op komen… wat zou je dan doen? Ik zou mezelf zo opstellen dat de ober in elk geval niet bij mijn bord kan komen. Toch lukt het de ober op de één of andere manier het bord onder je neus weg te halen. Na een vierde bestelling is mijn reactie waarschijnlijk heel anders dan de 1e keer; als ik de ober zie, sta ik op en probeer ik hem verbaal op afstand te houden. Lukt dat niet, dan kan hij een klap in zijn gezicht verwachten. Want:
HET IS MIJN ETEN EN IK HEB HONGER!

Natuurlijk is dit een hypothetisch voorbeeld (dieet-en heb ik al lang opgegeven en bovendien is het een beetje onrealistisch :)). Maar het is wel hoe in het verleden vaak de hond geleerd werd om niet te grommen bij de bak. Nou ja, dat was het doel van de oefening.

Door de voerbak elke keer weg te halen, leert de hond juist dat dat wat hij belangrijk vindt, verdwijnt. Aangezien de hond zijn eten graag wil houden, gaat hij gedrag vertonen om dat voor elkaar te krijgen. Dat kan zijn grommen, blaffen, verstijven of als de eigenaar het blijft proberen; bijten. Vanzelfsprekend ongewenst, maar zeker geen “gestoord” gedrag.

De oplossing is eigenlijk erg eenvoudig; leer de hond dat hij juist iets krijgt als je bij de voerbak in de buurt komt, in plaats van dat hij zijn voer kwijtraakt. Gooi wat brokjes bij hem in de bak of in de buurt terwijl je op gepaste afstand blijft. Pak geen voerbak of botjes meer af, alleen als de gezondheid van je hond in het geding is (bv. als een botje in de keel blijft steken). Het afpakken van de voerbak heeft geen enkele opvoedkundige waarde! Je bent geen betere leider door het afpakken van de voerbak (het tegenovergestelde is misschien juist het geval) en je creeert alleen een probleem dat je juist niet wilt. Als er sprake is van bijten of grommen; ga niet experimenteren maar schakel de hulp in van een deskundig gedragstherapeut!

Een veel gehoorde reden voor de oefening voerbak afpakken, is het feit dat er kinderen in huis zijn die dit mogelijk bij de hond doen. Ik vind dat ouders hun kinderen moeten leren de hond op gezette tijden met rust te laten. Maar ik realiseer me ook dat kinderen wel eens ongehoorzaam en onvoorspelbaar kunnen zijn. Maar juist daarom is het verstandig de hond aan te leren dat iemand in de buurt van de voerbak betekent; ik krijg er iets bij! Want stel dat een kind de bak of het botje afpakt, dan is er nog geen reden waarom de hond het kind zou wantrouwen als er geen negatieve ervaring geweest is met iemand in de buurt van de voerbak.

In dat kader pleit ik er voor dat fokkers op een andere manier  voeren dan met de bekende “puppybars” of nog erger het gezamenlijk uit één schaal laten eten. Een lange rij van voerbakjes naast elkaar, wat de meest schattige foto’s oplevert. Maar; met een beetje pech moet een pup zijn voerbak verdedigen tegen broertjes/zusjes en wordt voerbaknijd dus met de paplepel ingegoten. Schotten tussen de bakjes (zoals op de foto) kan al beter zijn, maar echt aparte voerbakjes is het beste (al is het idd meer werk).

Of een hond al dan niet voerbaknijd ontwikkelt, lijkt overigens niet alleen beinvloed te worden door de “voerbak-oefening” of de puppybars. Bepaalde rassen lijken er gevoeliger voor te zijn (bv. spaniels en golden retriever). Ook lijkt het karakter een belangrijke rol te spelen; het zijn vaker onzekere honden dan honden die zelfverzekerd zijn.

Dit artikel is geschreven door Monique Bladder, holistische gedragstherapeut bij TeamDier. Vragen? Mail naar info@teamdier.nl of schrijf je in voor de nieuwsbrief!

Hoe word je een betere vriend voor je hond?

“I felt it was time that someone stood up for dogdom: not the caricature of the wolf in a dog suit, ready to dominate his unsuspecting owner at the first sign of weakness, not the trophy animal who collects rosettes and kudos for her breeder, but the real dog, the pet who just wants to be a member of the family and enjoy life“.

Het zijn de woorden van de Engelse diergedrag- en welzijnsdeskundige John Bradshaw in zijn book Dog Sense. Ze zijn uit mijn hart gegrepen. Vrij vertaald zegt hij dat hij het tijd vond dat iemand zich sterk maakte voor het hond-zijn; niet een karikatuur van een wolf in een honden-pak die klaarstaat om zijn baas te domineren bij het minste of geringste teken van zwakheid. Ook niet het  prijswinnende dier dat complimentjes opstrijkt voor zijn fokker. Maar voor de echte hond, het huisdier dat alleen maar onderdeel wil zijn van het gezin en wil genieten van het leven.

We hebben het onszelf, maar vooral ook onze honden, de afgelopen jaren niet erg gemakkelijk gemaakt. De overtuiging dat onze honden de hele dag door bezig zijn met de rangorde binnen een roedel en ons willen domineren, is gelukkig achterhaald door de wetenschap(lees hier, hier en hier). Maar het is jarenlang de basis geweest voor een omgang met onze honden op basis van strijd en confrontatie.

Bovendien is het voor honden niet altijd gemakkelijk om met een specifieke aard en karakter te leven in onze hectische samenleving. Auto’s, fietsers, volwassenen, kinderen, andere huisdieren en diverse geluiden en niet te vergeten geuren zijn allemaal prikkels die onze honden moeten verwerken. Voor sommige honden, van wie de voorouders enkele tientallen jaren geleden alleen maar bezig waren met bijvoorbeeld het hoeden van schapen op een prikkelarme weide, is dat allemaal wat veel van het goede.

De drukke leefomgeving waarin honden leven, vraagt om aangepast gedrag van een hond. Hij kan niet achter een fiets aan rennen, zoals hij dat zou doen bij een schaap en zoals zijn instinct hem misschien wel ingeeft. Graven in de tuin, omdat zijn genen hem “vertellen” dat er ongedierte is dat hij moet bestrijden, wordt door de meeste eigenaren niet op prijs gesteld. Of, zoals John Bradshaw het in Dog Sense omschrijft:
“Today, by contrast, many pet dogs live in circumscribed, urban environments and are expected to be simultaneously better behaved than the average human child and as self-reliant as adults”. Met andere woorden…

We verwachten dat onze honden zich nog beter gedragen dan het gemiddelde kind en net zo onafhankelijk zijn als volwassenen.
Het wordt tijd dat we beseffen dat dit op zijn minst veeleisend en eigenlijk onmogelijk is. Honden moeten van alles van ons eigenaren, niet-eigenaren en de wereld om hen heen.

Ik vind dat we meer oog moeten hebben voor wat honden zelf “willen” en vooral nodig hebben en niet alleen maar voor wat ze van ons moeten. Laten we (nog) meer oog krijgen voor de behoefte van onze honden.  Laten we wetenschap gebruiken om erachter te komen wat de moderne hond nodig heeft. Niet wat wij mensen van onze honden willen, maar wat de behoefte van de hond is. Zijn behoefte en de grens van de mens zal soms botsen, maar het moet mogelijk zijn om tot een compromis te komen, toch?

Of zoals de ondertitel van Dog Sense het zo mooi omschrijft:
“How the new science of dog behavior can make you a better friend to your pet”. Dus niet hoe de hond meer kan betekenen voor ons, maar hoe wij een betere vriend kunnen worden voor onze hond. Daarom ben ik zo blij met een man als John Bradshaw en zijn boek Dog Sense. Koop het! (en nee, ik heb geen aandelen :))

Dit artikel is geschreven door Monique Bladder, holistisch gedragstherapeut voor honden. Meer weten? Schrijf je in voor de nieuwsbrief van TeamDier of mail naar monique@teamdier.nl.

Voorkom bijtwonden bij kinderen; project de Blauwe Hond

Kind en hond… Het kan een fantastisch mooie combinatie zijn met veel plezier voor beide partijen. Maar helaas gaat het niet altijd goed, met als gevolg soms fikse fysieke verwondingen bij kinderen.  Ook (of misschien vooral?) de hond is slachtoffer.

Uit onderzoek is gebleken dat kinderen de grootste risicogroep zijn als het gaat om hondenbeten. Binnen die groep zijn met name de jongere kinderen vaker slachtoffer; de gemiddelde leeftijd van een kind dat gebeten wordt door een hond is vijf jaar.

Opvallend is dat deze kinderen in de regel niet worden gebeten door een vreemde hond, maar juist door de eigen hond in de eigen huiselijke kring. Sterker nog; 86 procent van alle hondenbeten bij kinderen is ontstaan uit het feit dat het kind contact en interactie zocht met de hond. Dus in de overgrote meerderheid van de bijtincidenten gaat het om een reactie van de hond op gedrag van het kind. Interacties als spelen met de hond, de hond aaien, de hond benaderen terwijl die aan het eten is of de hond verrassen terwijl die ligt te slapen zijn de belangrijkste aanleidingen tot bijtincidenten. En de meeste van deze ongelukken gebeuren terwijl er geen toezicht is van een volwassene.

Het Europese programma The Blue Dog, in Nederland dus De Blauwe Hond, is een bijtpreventieprogramma dat zich richt op kinderen tussen de 3 en de 6 jaar oud. Ook ouders van deze groep kinderen zijn een belangrijke doelgroep van de initiatiefnemers van De Blauwe Hond.  In feite is De Blauwe Hond een interactief computerspel voor kinderen van 3 tot en met 6 jaar oud. Hoofdrolspeler in dit computerspel is; een blauwe hond. Over hem worden in een animatie verhaaltjes verteld. Tijdens zo’n verhaal zijn er momenten waarop het kind kan reageren op iets wat de hond doet.

Maakt het kind de verkeerde keuze, dus een keuze die het risico om gebeten te worden verhoogt, dan verandert de oorspronkelijk vriendelijke blauwe hond in een grommend en agressief uitziende viervoeter die zijn tanden ontbloot én het verhaaltje stopt en gaat terug naar het moment waarop het kind de keuze kan maken. Een herkansing dus.  Maakt het kind in een risicosituatie de juiste keuze, dan wordt de hond blij en gaat het verhaal verder.

Voor ouders is er de gids met toelichting op elk verhaal en situatie. Er wordt in begrijpelijke taal uitgelegd waarom de hond in die specifieke omstandigheden hapt, gromt of zijn tanden laat zien. Bijvoorbeeld de situatie rondom de etensbak: “Max ligt in de keuken en ziet Simon naar zijn etensbak kruipen. Het is voor de hond niet duidleijk waarom Simon dit doet. Misschien is Max bang dat Simon aan zijn etensbak zal komen of zelfs zijn eten zal opeten. Daarom komt Max op de jongen af en dreigt hij: “Afblijven!””
Behalve een uitleg van waarom de hond tot bepaald gedrag is gekomen, is er ook over elk verhaal een hoofdstuk hoe een vergelijkbare situatie voorkomen had kunnen worden. Met daarin tips hoe de kinderen daarin te begeleiden, tips voor hoe de bij te sturen maar ook aanwijzingen voor wat je als ouder moet doen om te voorkomen dat een risicosituatie als deze zich voordoet.

Behalve dergelijke algemene tips en trucs wordt ook nog bij elk verhaal de vraag gesteld: hoe zit het met uw hond? Daarin wordt de volwassene aangezet om na te denken over het gedrag van de eigen hond in vergelijkbare situaties. Met daarbij het advies om in bepaalde situaties de hulp in te roepen van een gedragstherapeut of dierenarts.
In de gids staat ook nog algemene informatie over hondengedrag.

De cd-rom is te bestellen via www.blauwe-hond.nl voor € 7,95 excl. verzendkosten of bij een goede hondenschool, dierenartspraktijk of dierenspeciaalzaken.

Dit artikel is geschreven door Monique Bladder, holistisch gedragstherapeut en een samenvatting van een artikel zoals dat eerder verschenen is in Hondenmanieren. Meer informatie? Mail naar info@teamdier.nl of schrijf je in voor de nieuwsbrief.

Het is wel een hond hé? Over emoties bij honden

“Het is wel een hond hé…..?”.
Een uitspraak die ik geregeld hoor als ik vertel over hoe ik mijn honden opvoed. Zo veel mogelijk door ongewenst gedrag te voorkomen,  gewenst gedrag te belonen en correcties zo weinig mogelijk te gebruiken (maar dan zeker geen fysieke omdat er alternatieven zijn).

Veel mensen zijn nog van mening dat honden, of eigenlijk dieren in het algemeen, geen of weinig emoties hebben. In wereld van de gedragstherapeuten, hondentrainers en dierenartsen is het bijvoorbeeld lange tijd “not done” geweest om een hond emoties toe te dichten, want dan loerde het spook van het antropomorfisme. Een complex woord voor het vermenselijken van dieren.

Het was dan ook een verademing om emeritus hoogleraar gedragsbiologie en socio-ecologie Jan van Hooff onlangs te horen vertellen over hoe hij tegen emoties bij dieren aankijkt. Wij kunnen als mensen zijnde niet of moeilijk iets zeggen over subjectieve emoties van dieren. Simpelweg omdat wij geen dieren zijn. Veel mensen gaven in de loop der tijd een andere betekenis aan deze waarneming en zijn er van uitgegaan dat dieren dus geen emoties hebben.

Maar; moeilijk iets over subjectieve emoties kunnen zeggen, betekent niet dat die subjectieve emoties er niet zijn! Dat is niet hetzelfde. Jan van Hooff gaat uit van de stelling dat er ook bij dieren emoties zijn, maar dat we niet precies weten of de beleving hetzelfde is als die van ons. Hij denkt overigens dat er veel overeenkomsten zijn, maar dat is een aanname.

De wetenschap heeft steeds meer aanwijzingen dat de gevoelens van dieren ook veel verder gaan dan angst en blijdschap. Zo zijn er onderzoeken die erop duiden dat dieren zich kunnen inleven in de belevingswereld van een ander. Ze hebben een empathisch vermogen.

Muizen die zien hoe een andere muis wordt gepijnigd, krimpen soms op dat moment in elkaar terwijl ze zelf helemaal geen pijn ervaren. Als zo’n muis die geen pijn heeft gehad, daarna op een irritante maar pijnloze manier wordt aangeraakt, is hij gevoeliger voor pijn. Bovendien is de reactie van de pijnvrije muis heftiger als de muis die gepijnigd wordt eerder bij hem in de kooi heeft gezeten. (Social Modulation of Pain as Evidence for Empathy in Mice, Langford et al., 2006, Science pp. 1967-1970)

Apen blijken goed in staat te zijn zich te bekommeren om anderen. Wat doet deze aap denk je?

Ook bij honden is in recent onderzoek aangetoond dat ze troosten en zich kunnen inleven in de beleving van hun soortgenoten. Als ze een conflict gehad hebben, likken en begroeten ze elkaar intens. Tijdens de studie werd ook gezien dat honden die agressief benaderd waren, door anderen die niet bij het conflict betrokken waren, werden getroost. Net als bij de muizen, waren de reacties heftiger bij dieren die ze kennen dan bij vreemden. (Ethology 114 2008:  Canine Reconciliation and Third-Party-Initiated Postconflict Affiliation: Do Peacemaking Social Mechanisms in Dogs Rival Those of Higher Primates?  Annemieke K.A. Cools, Alain J.-M. Van Hout & Mark H. J. Nelissen)

Apen, muizen, geiten en honden.. Het zijn allemaal dieren van wie bekend is dat ze een emotie als empathie hebben en ze anderen kunnen troosten. Bovendien zijn er onderzoeken waaruit blijkt dat dieren herinneringen en verwachtingen hebben van hun omgeving , mantelbavianen een stemronde houden om te bepalen waar ze ’s avonds gaan rusten en dat sommige dieren weten wat anderen willen.

Voor mij ondersteunen deze onderzoeken en kennis mijn persoonlijke overtuiging dat het feit dat honden anders zijn dan ik en hun emoties niet verbaal uiten en verwerken, niet wil zeggen dat ze die emoties niet hebben. Ze verdienen daarom mijn respect en een betere behandeling dan ze te zien als “alleen maar een hond….”

Met dank aan emeritus hoogleraar gedragsbiologie en socio-ecologie Jan van Hooff voor zijn inspirerende lezing en kennisoverdracht.

Dit artikel is geschreven door holistisch gedragstherapeut Monique Bladder. Meer weten of reageren? Schrijf je in voor de nieuwsbrief van TeamDier of mail monique@teamdier.nl

Een correctie; is dat nu echt zo verkeerd?

Met de opkomst van het positieve trainen en de discussie rondom het werk van Cesar Millan, wordt de term correctie vaak gebruikt. Het levert een heleboel spraakverwarring op. Sommigen denken bij correctie aan straf, anderen aan pijn en voor weer anderen is het onmisbaar binnen opvoeding en training van een hond. Het gebruik van het woord correctie kan leiden tot heftige discussies, waarvan er op dit blog al een aantal voorbeelden te vinden zijn. Daarom is het volgens mij goed om eens goed te kijken naar wat een correctie nu eigenlijk is.

Als je emoties weglaat en een correctie wetenschappelijk bekijkt, dan is een correctie volgens de principes van onder meer Skinner iets dat er voor zorgt dat gedrag van de hond in de toekomst zich minder vaak voordoet. Het gedrag van de hond vermindert, stopt of blijft weg. Een (goed uitgevoerde) correctie heeft dus tot gevolg dat bepaalde gedragingen zich minder vaak voor zullen doen.

Als je dus Cesar Millan met zijn voet in de flank van een hond ziet en het gedrag van de hond wordt daarna minder, dan is dat wat Cesar Millan gedaan heeft een correctie. Daarmee zeg ik niets over of ik dat goed vind of fout, begrijp me niet verkeerd! Klinisch en volgens de theorie van de leerprincipes voldoet die actie aan de definitie van een correctie. Noem het dan ook zo.
Om een voorbeeld uit mijn eigen praktijk te halen (want ja, ik corrigeer ook!). Als mijn Flatcoated-reu Ean niet reageert op mijn verzoek om niet met zijn voorpoot tegen mijn been aan te slaan (omdat hij naar buiten wil), dan corrigeer ik hem met een time out. Ik zorg onmiddellijk na het ongewenste gedrag dat hij een aantal seconden niet in mijn omgeving kan zijn. Zijn gedrag vermindert; een volgende keer gebruikt hij zijn voorpoot niet als hij naar buiten wil of hij reageert op mijn verzoek om daarmee te stoppen.

Een correctie zorgt er dus voor dat gedrag vermindert of stopt. Je kunt op twee verschillende manieren een correctie uitvoeren:
*  Iets wegnemen wat de hond prettig vindt (bijvoorbeeld mijn gezelschap in het voorbeeld van Ean en de time out). Dit heet negatieve correctie of straf.

* Iets vervelends toedienen (bijvoorbeeld een ruk aan een ketting of elektrische stroom). Dit heet positieve correctie of straf.

Negeren, wat door sommige “positieve trainers” nogal eens geadviseerd wordt, is dus ook een correctie! Je onthoudt de hond namelijk van iets wat hij prettig vindt (aandacht) waardoor zijn gedrag vermindert (als je het in de juiste omstandigheden doet). Opnieuw: dit is geen waarde-oordeel maar het simpel bespreken van feiten en definities.
Zo is de aanraking in de flank zoals Cesar Millan die uitvoert, ook een correctie. Hij dient de hond iets toe wat de hond vervelend vindt, waarop het gedrag van de hond vermindert. Ik denk persoonlijk dat hij de hond op dat moment pijn doet, ik weet dat er heel veel mensen zijn die dat oneens met mij zijn. Dat kan. Maar het blijft een feit dat het een correctie is, aangezien daarna het gedrag van de hond vermindert. Opnieuw: geen waarde-oordeel maar bespreking van feiten en definities. Mijn oordeel komt hierna 🙂

Ik vind dat je honden moet opvoeden vanuit het principe dat je je hond moet aanleren wat hij wel mag en moet doen. Als je vanuit dat uitgangspunt werkt, hoef je je hond maar heel weinig te corrigeren. Bijvoorbeeld; als je niet wilt dat je hond tegen bezoek aanspringt, kun je twee dingen doen. Je kunt hem afleren om te springen (lees, corrigeren) maar je kunt hem ook aanleren dat hij met zijn vier poten op de grond moet blijven. Het resultaat is hetzelfde, de manier waarop anders (en prettiger voor de hond).

Mocht je toch moeten of willen corrigeren, dan heb je dus de keuze uit twee manieren om dat te doen. De eerste is door een vervelende prikkel aan te bieden, de tweede is door iets prettigs weg te nemen. Het toedienen van een vervelende prikkel, betekent meestal pijn, angst of schrik (positieve correctie). Wat het, buiten de morele vraag of je je dier pijn wilt doen, lastig maakt is dat een positieve correctie aan een aantal strikte voorwaarden moet voldoen om te werken.

Zo moet de correctie onder meer hard genoeg maar niet te hard en goed getimed zijn. Beide factoren zijn bijna niet te controleren, zeker niet als een correctie uitgevoerd wordt door een gefrustreerde of boze eigenaar.  Het weghalen van iets prettigs moet ook aan voorwaarden voldoen om goed te werken. Maar; daarbij loop je niet het risico dat je je hond pijn, schrik of angst toebrengt.

Samengevat kun je zeggen dat er in het algemeen nog steeds met correcties gewerkt wordt binnen hondentraining. Gelukkig zijn positieve correcties, dus correcties waarbij er iets onprettigs wordt toegediend waardoor het gedrag van de hond minder wordt, steeds minder voorkomend. Het zijn vaak fysieke straffen, waarbij de hond pijn heeft, schrikt of bang wordt. Met kennis van de leertheorie zijn die correcties in 99% van de gevallen onnodig en kan het ook anders. Ik vind dat we het onze honden verplicht zijn om ons daar in te verdiepen, zodat we ze grenzen kunnen stellen zonder het vertrouwen dat ze in ons stellen te schaden.

Meer weten over dit onderwerp? Lees dan Honden Sneller Laten Leren van Pamela Reid.

Dit artikel is geschreven door Monique Bladder, holistisch gedragstherapeut. Vragen? Mail naar monique@teamdier.nl . Schrijf je in voor de nieuwsbrief van TeamDier.

Angst; niet negeren maar steunen

“Als je hond bang is, moet je hem negeren. Anders wordt ie alleen maar banger…”  Herkenbaar? Tot mijn schaamte gebruikte ik die zin tot een aantal jaren geleden ook als een eigenaar me vragen stelde over angst of onzekerheid van de hond. Inmiddels weet ik dat het een advies is waar de hond in elk geval niet erg veel aan heeft. Je hond begeleiden en steunen is een veel beter alternatief.  Een voorbeeld, weliswaar bekeken vanuit de visie en emotie van een mens, maakt het misschien duidelijker.

Stel; je bent bang voor bliksem en onweer en er komt een enorme onweersbui aan. Je trekt je terug op de bank, dekentje om je heen en wacht zenuwachtig voordat het voorbij is. Je partner doet net of je er niet bent, hij negeert jou en je angst en gaat ook niet in op je vragen als  “die inslag was toch wel erg dichtbij he?”. Ik zou daardoor niet minder bang worden. Sterker nog; ik denk dat ik het onweer alleen maar nog vervelender zou gaan vinden.

Vergelijk die situatie met een hond die bang is voor onweer. Hij gaat niet onder een dekentje op de bank zitten (hoewel dat niet eens zo’n heel gek idee is, daarover later meer) maar uit zijn emotie in lichaamstaal en gedrag. Oren naar achteren en staart laag zijn bekende signalen, naast gapen, hijgen, piepen en onrustig heen en weer lopen. Iedereen met een hond die bang is voor vuurwerk of onweer weet hoe het eruit ziet.

Angst is de emotie, het gedrag is daar een uiting van en dus geen bewuste keuze. Net zoals zenuwachtig om je heen kijken als het onweert niet een bewuste keuze is van een mens dat bang is voor onweer. De kans dat je dergelijk onbewust gedrag versterkt door , is erg klein. De hond is immers erg bang voor iets en dat wat hij doet heeft voor hem geen specifiek doel (behalve als de hond wil vluchten).

Terug naar het voorbeeld. Stel; je zit daar tijdens een forse onweersbui onder een dekentje en je partner komt naast je zitten. Hij/zij pakt er een boek bij, slaat zijn arm om je heen en zegt… “Ik heb alle stekkers eruit getrokken dus de kans dat er een inslag komt is kleiner. En ik blijf hier bij je terwijl ik mijn boek uit lees.” Ik zou minder bang zijn, jij?

Dat is ook wat onze honden nodig hebben als ze bang zijn. Iemand die ze steunt en (bege)leidt. Het geeft duidelijkheid en leiding, waardoor een situatie minder angstwekkend wordt voor een hond. Daarmee bedoel ik overigens niet dat je je hond maar moet aaien en maar tegen hem moet blijven praten. Dat zou hetzelfde zijn als wanneer ik bang op de bank zou zitten en mijn partner maar zenuwachtig tegen me aan kletst hoe spannend het buiten allemaal niet is. Ik denk niet dat de angst van de hond daardoor groter wordt. Maar verminderen doet het zeker ook niet.

Wat moet je dus doen als je hond bang is, bijvoorbeeld voor onweer of vuurwerk? Laat je hond, als hij daar behoefte aan heeft, contact met je maken. Laat hem merken dat je er bent en dat hij steun bij je kan zoeken. Veel honden vinden het prettig om een plek te hebben waar ze kunnen schuilen, bijvoorbeeld een bench met een deken erover heen.
Sommige honden kun je afleiden door simpele commando’s te geven waardoor ze niet de prikkel bezig zijn, maar dat werkt bij heftige angst meestal niet. Diverse natuurlijke middelen kunnen ook ondersteuning bieden. Het kan zijn dat de angst zich uitbreidt naar andere geluiden, dan is het verstandig om hulp in te schakelen van een gedragstherapeut!

Dit artikel is geschreven door Monique Bladder, holistisch gedragstherapeut. Meer weten? Schrijf je in voor de nieuwsbrief van TeamDier of mail monique@teamdier.nl

Leerprincipes; onmisbaar als je gedrag van je hond wilt veranderen

Om gedrag van je hond te kunnen veranderen, is het handig om te weten hoe een hond (en eigenlijk ieder levend wezen) leert. Een beetje kennis van de leerprincipes vind ik onmisbaar voor iedereen die een dier in huis heeft, omdat bepaald (probleem)gedrag heel vaak terug te voeren is op iets wat het dier geleerd heeft. Ook al was dat op dat moment niet helemaal de bedoeling… Een voorbeeld is de vraag die pupeigenaren vaak hebben.

“Als ik op de bank zit te lezen, komt de pup voor me staan en dan blaft hij. Hij blijft maar blaffen, totdat ik hem aai of met hem ga spelen. Stop ik daarmee, dan begint het hele feest van voren af aan. Hoe komt dat?”
Als je weet hoe een hond leert, dan is deze vraag gemakkelijk te beantwoorden.

Iedereen op deze aarde doet dingen omdat het hem wat oplevert, op de lange of op de korte termijn. Zelfs iemand die geld doneert aan een goed doel of vrijwilligerswerk doet, doet dat uiteindelijk ook voor een deel voor zichzelf. Het geeft misschien status en bewondering van anderen of simpelweg het gevoel iets goed gedaan te hebben. Gelukkig maar, anders zouden er waarschijnlijk veel minder mensen zijn die zich om hun omgeving zouden bekommeren.

Het resultaat van dat wat we doen, bepaalt of we een volgende keer iets opnieuw gaan doen of dat we er van af zien. Gedrag herhaalt zich, of vermindert. Of iemand nog een keertje iets doet, hangt af van het gevolg van wat diegene doet. Je kunt op vier verschillende manieren iets leren.

• Je doet iets, en als gevolg daarvan krijg je de beschikking over iets dat leuk, lekker of prettig is. Je levert bijvoorbeeld goed werk af voor je baas, je krijgt een extra bonus. Dat leuks, lekkers, of prettigs vergroot de kans dat je een volgende keer in eenzelfde situatie of bij een zelfde vraag hetzelfde doet als de keer ervoor. Een ander voorbeeld; een hond voert een commando goed uit en krijgt daarvoor een koekje of er wordt met hem gespeeld. Dit principe heet positieve bekrachtiging.


Ter illustratie van positieve bekrachtiging (positive reinforcement):

• Je doet iets, waardoor er iets onprettigs uit je omgeving verdwijnt en je je weer fijner voelt. Je maakt bijvoorbeeld je huis schoon zodat je van alle troep en chaos verlost bent. Na de tijd heb je een prettig gevoel, omdat een vervelende situatie veranderd is waardoor je je beter voelt. De kans is groot dat je een volgende keer in een soortgelijke situatie hetzelfde gaat doen en je gedrag zich dus herhaalt. Een ander voorbeeld; je hond blaft tegen de postbode. Die komt maar gaat ook elke keer weer weg. Dit principe heet negatieve bekrachtiging.

• Je doet iets, als gevolg waarvan je je niet prettig voelt. Je houdt bijvoorbeeld je vinger tussen de deur en die valt dicht. De kans dat je een volgende keer je vinger tussen de deur houdt, is een stuk kleiner geworden. De kans op herhaling van je gedrag wordt kleiner. Een ander voorbeeld; een hond jaagt achter vee aan en draagt een stroomband. Als hij jachtgedrag vertoont, krijgt hij een stroomstoot. Dit principe heet positieve correctie.Positief heeft in dit geval dus niets te maken met leuk of goed!

• Je doet iets, waardoor er iets uit je omgeving verdwijnt dat je leuk, lekker of fijn vindt. Je rijdt bijvoorbeeld zo hard dat je je rijbewijs tijdelijk kwijtraakt. Je doet dus iets waardoor je in een minder prettige situatie komt. Je zult in het vervolg waarschijnlijk niet meer zo hard rijden. Een ander voorbeeld; een pup springt constant tegen je op en bijt je in de kuiten. Je haalt hem weg uit zijn sociale context door bijvoorbeeld uit de kamer te verdwijnen. Dit principe heet negatieve correctie.

Als je nu terug gaat naar de vraag in het begin van de pupeigenaar en je legt die naast de leerprincipes, dan is het te analyseren wat er gebeurt. De pup blaft en als gevolg daarvan gaat de eigenaar de hond aaien of er mee spelen. De hond vindt dat leuk en prettig. Het aaien of het spel is voor de hond een positieve bekrachtiger, waardoor volgens het principe de kans dat de pup het opnieuw gaat doen heel groot is.

Door te weten hoe leerprincipes werken, heb je meerdere manieren in handen om het gedrag van je hond te beinvloeden. In het verleden werd er vooral en bijna uitsluitend gewerkt met positieve correctie. De onprettige prikkel was/is vaak de slipketting. Cesar Millan maakt ook gebruik van positieve correcties, onder meer met de aanraking in de flank van de hond. Voorstanders noemen dat een tikje, tegenstanders noemen het een schop. Meestal heeft het effect in die zin dat het ongewenst gedrag van de hond vermindert. Er is dus een onprettige prikkel toegediend waardoor de kans op herhaling minder wordt. Het is dus een positieve correctie.

Inzicht in leerprincipes geeft je gereedschap om je hond geen pijn te hoeven doen als hij iets doet wat je niet prettig vindt. Je dier pijn doen of zich onprettig laten voelen is onnodig, want het kan anders! Als je er meer over wilt weten, is het boek Honden sneller laten leren van Pamela Reid een aanrader.

Dit artikel is geschreven door Monique Bladder, holistisch gedragstherapeut. Meer weten? Mail naar monique@teamdier.nl en schrijf je in voor de nieuwsbrief